De beurs op het Amsterdamse Rokin was een belangrijk symbool voor de Nederlandse welvaart. Anders dan nu was het in de zeventiende en achttiende eeuw heel gebruikelijk om een bezoekje te brengen aan de beursvloer. Door de eeuwen heen zijn er verschillende beursgebouwen geweest. In 1611 legde de architect Hendrick de Keyser de laatste hand aan het eerste gebouw. In navolging van steden als Antwerpen en Londen trok het stadsbestuur er grof geld voor uit. De dichter Vondel (1587-1679) lauwerde het als het achtste wereldwonder.
Sinds 1903 heeft Amsterdam de Beurs van Berlage, dat na een lange procedure van prijsvragen en beleidsplannen werd voltooid. Architect Berlage (1856-1934) stelde een groot decoratieprogramma op met muurschilderingen, glas-in-loodramen en gebeeldhouwde versregels die het belang van het gebouw illustreren.
Vragen en opdrachten
1. Onderzoekers Timothy De Paepe en Inger Leemans maakten op basis van plattegronden en beschrijvingen een 3D-model van de Beurs van De Keyser. Bekijk de volgende modellen. Beschrijf wat jou opvalt. Is dit het idee dat je hebt bij een beurs? De modellen vind je hier.
2. In 1643 werd onder het pseudoniem ‘Beurs-Knecht’ een gedicht uitgegeven, dat wordt toegeschreven aan de dichter Vondel. Bekijk de oorspronkelijke prent waarop het gedicht werd afgedrukt. Beschrijf wat je opvalt aan de versieringen. Leg uit waar de versieringen naar verwijzen. De prent vind je hier.
3. Lees de volgende passages uit het gedicht van Vondel. Sta stil bij woorden en uitdrukkingen die je niet kent. De tekst kun je hier vinden. Maak eventueel gebruik van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT).
a. Hoe kijkt het gedicht aan tegen de Amsterdamse beurs? Motiveer je antwoord.
b. Vondel schrijft: “Uw wissel draeft vast op en neêr / Dat postpaert maeckt wel knecht van heer.” Leg uit wat met deze regels wordt bedoeld.
c. In de voorlaatste strofe wordt een vergelijking gemaakt tussen de beurs en een visser. Leg uit wat de overeenkomst is tussen deze twee.
d. Het gedicht is ondertekend met ‘Buersknecht’. Leg uit wat daarmee wordt bedoeld.
4. Collega-dichter Jan Zoet (1609-1674) reageerde op het gedicht van Vondel. Lees de volgende passages. De tekst kun je hier vinden. Maak eventueel gebruik van het WNT.
a. Is Jan Zoet het met Vondel eens? Hoe kijkt hij tegen de beurs aan? Motiveer je antwoord.
b. Zoet heeft het in de eerste strofe over “Mijn Kaizer, en mijn Kaizer-stuk”. Wat wordt hiermee bedoeld?
5. Voor de tegenwoordige Beurs van Berlage schreef de dichter Albert Verwey (1865-1937) rond 1903 het gedicht ‘De toren’. Lees het gedicht van Verwey. De tekst vind je hier. Maak eventueel gebruik van het WNT.
a. ‘De toren’ van Verwey geeft advies aan zowel Amsterdammers als nieuwkomers. Omschrijf dit advies.
b. “Beidt uw tijd” en “Duur uw uur” zijn op de toren van de Beurs van Berlage gezet. Leg uit wat deze regels betekenen. Vind je het een goed advies?