Het is lastig om een stem te geven aan slaafgemaakten uit de zeventiende en achttiende eeuw. De meeste bronnen die wij hebben zijn afkomstig van slavenhouders zelf. Een uitzondering vormt het verhaal van de “Vrye Neger Blondin, sijn Wyf Sabine en hunlieder jongen Cicero”, drie tot slaaf gemaakte mensen op een Surinaamse katoenplantage.
Blondin en zijn familie werden vrijgelaten, maar bleven daarna wonen bij hun voormalige meester Thomas van Rees. Na de dood van Van Rees en het faillissement van de weduwe kwam de plantage in handen van twee Amsterdamse kooplieden. De nieuwe eigenaren hadden andere plannen voor Blondin, Sabine en Cicero.
Vragen en opdrachten
1. Bestudeer de volgende afbeelding. Noteer om wat voor soort tekst het gaat en aan wie het stuk is gericht. De afbeelding vind je hier.
2. Lees de hertaling van deze tekst aandachtig door en beantwoord de volgende vragen. De tekst vind je hier.
a. Noteer wie de tekst heeft geschreven. Leg uit waarom hij de tekst schreef en wat zijn relatie met Blondin was.
b. Leg uit wat Blondin met deze tekst wilde bereiken.
c. Wat voor band hadden Blondin en Sabine met de familie Van Rees? Beargumenteer je antwoord en maak gebruik van ten minste één citaat.
d. Leg uit waarom Valckenier en Du Quesne menen dat zij recht hebben op Blondin, Sabine en Cicero.
3. Blondin beroept zich op een Nederlandse wet, die later in het Burgerlijk Wetboek zo werd omschreven: “Al die zich op het grondgebied van den Staat bevinden zijn vrij en bevoegd tot het genot der burgelijke regten.”
a. Leg uit wat dit betekent.
b. Het stuk heeft het over een andere zaak waarop deze wet betrekking heeft. Beschrijf om welke zaak het gaat.
c. Leg uit waarom deze zaak relevant was voor Blondin en Sabine.
d. Leg uit waarom Cicero volgens deze wet geen slaafgemaakte kan zijn.
Slot
Uiteindelijk werd besloten dat Blondin, Sabine en Cicero nog steeds slaafgemaakten waren. Omdat hun voormalige meester was overleden en er geen brieven waren overgeleverd, konden zij hun vrijheid niet bewijzen. Hun nieuwe meesters, Valckenier en Du Quesne, verklaarden bovendien “heiliglyk nooit met deese beide Swarten over hunne vryheid” gehad te hebben. Blondin en Sabine moesten terug naar de katoenplantage in Suriname. Over de rest van hun leven weten we niets.