In 1720 had Nederland te kampen met een economische crisis. Tot die tijd vertrouwden beleggers op koersvaste ondernemingen zoals de VOC. In navolging van Frankrijk en Engeland werden er in korte tijd een groot aantal compagnieën uit de grond gestampt. Beleggers roken winst en kochten massaal aandelen of ‘actiën’ op, zonder dat de nieuwe ondernemingen ook nog maar iets hadden bereikt. Zolang beleggers hun aandelen tegen een hogere prijs konden doorverkopen, bleef de bubbel intact. In het Amsterdamse koffiehuis Quincampoix werd er flink gespeculeerd en gehandeld. Wat in feite verkocht werd, was lucht.
Na een koersstijging van 800% in een half jaar tijd stortte de Engelse South Sea Company als een kaartenhuis in elkaar. De bubbel barstte. Rijke Nederlandse beleggers, zogenaamde actionisten, hadden een groot gedeelte van hun vermogen ingezet en kwamen bedrogen thuis. Makelaars werd verboden om nog langer te handelen in waardeloze aandelen en gedupeerden bestormden het koffiehuis Quincampoix. In twee jaar tijd verschenen er tientallen prenten, toneelstukken en gedichten die de spot dreven met de mislukte windhandel.
Vragen en opdrachten
1. De windhandel van 1720 zouden we tegenwoordig een economische bubbel of zeepbel noemen. Leg uit wat dat is en noteer voorbeelden uit het (recente) verleden die je kent.
2. Bekijk de volgende spotprent aandachtig. Het is de titelpagina van Arlequyn actionist (1720), een klucht van de toneelschrijver Pieter Langendijk (1683-1756). Het toneelstuk gaat over de slimme Arlequyn die een slaatje probeert te slaan uit de windhandel door een actionist op te lichten. De prent vind je hier.
a. Beschrijf hoe de aandelenhandel op deze spotprent wordt uitgebeeld.
b. Op de volle prent is veel symboliek te vinden. Leg uit op welke manier de man in de kooi, de blaasbalgen, het kaartspel en het uithangbord te maken hebben met de windhandel.
c. Leg uit wat de zinspreuk bovenaan de prent (onder de titel) betekent.
3. Langendijk schreef nog een tweede toneelstuk over de windhandel, Quincampoix of de windhandelaars (1720). Dat verhaal gaat over de fanatieke windhandelaar Bonavontuur en zijn verstandige broer Eelhart. Het tweede bedrijf is gesitueerd in het koffiehuis Quincampoix, waar de verkopers van actiën bijeenkomen. Lees in dit bedrijf het eerste, tweede, vierde en het tiende toneel (het gedeelte met Gys) en beantwoord de volgende vragen. De tekst vind je hier. Maak eventueel gebruik van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT).
a. Het eerste toneel begint met een zang van Fransje. Beschrijf wat de windhandel volgens hem teweeg zal brengen?
b. Fransje probeert ook te profiteren van de windhandel. Leg dit uit.
c. In het tweede toneel zegt Jan “En brand je niet! messieurs, en brand, en brand je niet!” Leg uit wat deze zin betekent.
d. Leg uit wat er gebeurt in het vierde toneel. Leg uit waarom het gaat om joden.
e. In het tiende toneel zien we de boer Gijs, die langskomt voor een kopje koffie. Je kunt hem zowel een dom als een verstandig personage noemen. Leg uit waarom.