De Verenigde Oost-Indische Compagnie was de eerste onderneming ter wereld die aandelen gebruikte. Beleggers konden hun geld investeren in een kostbare zeereis naar de Oost, waar zeekapiteins nieuwe gebieden verkenden en hun ruim laadden met zeldzame specerijen. Was de reis een succes, dan deelden de bezitters van zo’n aandeel in de winst. Deze nieuwe constructie zorgde ervoor dat de VOC een financieel succesverhaal werd. Met de VOC als multinational werd Amsterdam een welvarend handelscentrum. Het Amsterdamse beursgebouw werd het symbool van die welvaart.
De geschiedenis van de VOC kent ook vele zwarte bladzijdes. De financiële welvaart die Nederland kende tijdens de Gouden Eeuw is nauw verbonden aan slavenhandel en wreedheden. Het is belangrijk om te beseffen dat wij deze zaken niet los van elkaar kunnen zien. In het thema ‘Slavernij’ komen de verhalen hierover uitgebreid aan bod.
Dit thema bestaat uit drie onderdelen. In deel 1 kijken we naar het oudste aandeel van Nederland, een VOC-obligatie uit 1606. In deel 2 gaan we nader in op het Amsterdamse beursgebouw, een symbool van de financiële welvaart van Nederland. We lezen drie gedichten die reageren op de Amsterdamse beurs van de hand van Joost van den Vondel, Jan Zoet en Albert Verwey. In deel 3 bestuderen we de keerzijde van de beursgang. In 1720 kampte Nederland met een financiële crisis, veroorzaakt door de zogenaamde windhandel. We bestuderen een spotprent en een klucht en bekijken wat er in Nederland gebeurde toen de economische bubbel barstte.