Op reis 2 – De Groote Tour

In de zeventiende en achttiende eeuw maakten jongeren uit de toplaag van Europa een ‘Grand Tour’, een lange en vooral peperdure reis naar Frankrijk en Italië. Het idee was dat jonge mannen (want vrouwen mochten niet op Grand Tour) een, twee of zelfs drie jaar lang door Europa rondreisden. 

Onderweg raakten zij bekend met andere culturen, leerden zij vloeiend andere talen spreken en deden zij handige contacten op voor later. Soms haalden bezoekers een diploma aan de universiteit en huurden ze privédocenten in om te leren stijldansen, schermen en paardrijden. Het idee was dat al deze buitenlandervaringen een naïeve jongvolwassene zouden transformeren in een ervaren en verstandige man van de wereld. Eenmaal thuis kon hij in de voetsporen van zijn vader treden en van start gaan met een succesvolle carrière als regent.

Over het nut van de ‘Groote Tour’ werd vaak gespeculeerd. Aan de ene kant was het een mooie afronding van de studietijd en kon de familie trots vertellen over de ervaringen van zoonlief. Aan de andere kant was reizen gevaarlijk en was er zonder ouderlijke controle alle gelegenheid voor jongeren om zich in het buitenland te misdragen.

Vragen en opdrachten

1. De Grand Tour kun je vergelijken met reizen van jongeren nu. Denk aan jongeren die na de middelbare school of na hun bacheloropleiding rondreizen door Azië of Australië. Noem ten minste twee overeenkomsten en verschillen. Motiveer je antwoord.

2. Vaak namen jongeren op Grand Tour reisgidsen en woordenboeken mee om zich in het buitenland te behelpen. Een populaire gids was de Delitiae Italiae [‘heerlijkheden van Italië’] uit 1602. Bekijk het Nederlands-Italiaanse woordenboek, getiteld ‘Lustige dialogen ofte zamensprekingen’, achterin deze gids en beantwoord de volgende vragen. Het boek vind je hier.

a. Het woordenboek bestaat uit acht korte hoofdstukken. Leg uit welk onderdeel per hoofdstuk aan bod komt. Noteer daarnaast wat je opvalt aan deze thema’s.
b. Lees het vijfde hoofdstuk. Maak eventueel gebruik van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). De tekst vind je hier. Leg uit hoe het hoofdstuk is opgebouwd. Leg daarnaast uit wat het nut kan zijn van die opbouw.
c. Noteer wie worden aangeduid met de letters A tot en met F.
d. Leg uit wat de zieke man in het stuk probeert te bereiken.
e. Het Italiaanse ‘marescalco’ wordt vertaald als ‘houfsmit’. Het Vroegnieuwnederlands heeft een woord dat sterk op het Italiaanse lijkt. Ga in het WNT op zoek naar dit woord. Noteer om welk woord het gaat en hoe de betekenis is veranderd. Het WNT vind je hier.

3. Hoe kun je je het beste voorbereiden op een verre reis? Dat was een vraag waarover veel zeventiende-eeuwse auteurs het hoofd braken. ‘De Amsterdamse vader’, een anonieme auteur die zo werd genoemd vanwege zijn vaderlijke advies, deed een aantal aanbevelingen. Lees zijn ‘Onderrigt van ’t geen een reiziger dient waar te neemen’ en beantwoord de volgende vragen. Maak eventueel gebruik van het WNT. De tekst vind je hier.

a. Noteer welke zaken een reiziger moest meenemen en waarom dat volgens de tekst belangrijk was.
b. Leg uit waarom een reiziger het beste met iemand van een paar jaar ouder op reis kon gaan.
c. De Amsterdamse vader maakt een vergelijking tussen jongeren op Grand Tour en Oost-Indiëvaarders. Leg uit wat hij met deze vergelijking bedoelt.
d. De Amsterdamse vader stelt een andere route dan gebruikelijk voor. Noteer zijn motivatie hiervoor.
e. De auteur bespreekt de goede en slechte eigenschappen van verschillende nationaliteiten. Leg uit welke eigenschappen van Duitsers, Fransen en Italianen een lezer moest imiteren en leg uit welke eigenschappen hij juist niet mee terug moest nemen.

4. Rond 1595 reisde de latere diplomaat Simon van Beaumont (1574-1654) naar Frankrijk. Daarover schreef hij een gedicht. Lees het gedicht en beantwoord de volgende vragen.

a. Noteer van welk metrum en rijmsoort het gedicht gebruikmaakt.
b. Vat de hoofdgedachte van het gedicht samen.
c. Leg uit op welk punt Van Beaumont en de Amsterdamse vader uit de vorige vraag het met elkaar eens zijn.
d. Ga in het Biografisch Portaal op zoek naar informatie over de auteur. Kwam zijn verdere loopbaan overeen met die van veel andere jongeren op Grand Tour? Motiveer je antwoord.

5. Verschillende jongemannen op Grand Tour hielden een verslag bij. Ook Constantijn jr. (1628-1697), de oudste zoon van de beroemde dichter Constantijn Huygens (1596-1687), schreef over zijn buitenlandervaringen. Lees Huygens’ verslag van zijn eerste week in Parijs in juni 1649 en beantwoord de volgende vragen. De tekst vind je hier. Maak eventueel gebruik van het WNT.

a. Noem twee voorbeelden waaruit blijkt dat Constantijns reis een educatief doel had. Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat hij en zijn reisgenoten ook feestten.
b. Leg uit dat uit de tekst blijkt dat Constantijns vader een oogje in het zeil hield.
c. In de tekst staan bepaalde locaties vetgedrukt. Ga op zoek naar welke locaties de auteur verwijst. Noteer om welke locaties het gaat en welk doel zij tegenwoordig dienen.
d. Bij de dagnotitie van zondag 6 juni heeft de auteur gebruikgemaakt van geheimschrift. Leg uit waarom hij daarvoor gekozen heeft.
e. Huygens maakt gebruik van een relatief eenvoudige code. Probeer de code te kraken. Noteer wat er staat. Maak eventueel gebruik van het WNT.

6. Als je zou leven in de zeventiende eeuw, zou je dan ook een Grand Tour willen maken? Motiveer je antwoord.